zondag 31 juli 2011

34.

Had nu niemand... Eén voorbeeldje maar! Had nu niemand bijvoorbeeld Max kunnen waarschuwen tegen de gevaren die iemand kunnen overkomen te Groet. IEMAND?
Ja, ikzelf had hem kunnen waarschuwen. Heb ik niet gedaan, en dat zal me tot het einde toe blijven achtervolgen. Ik heb hem wel een mail gestuurd: ‘Mijd Groet!’ Maar hij is er toch naar toe gegaan. Met zijn vrouw en zijn lieve zoon. Hij is er toch naartoe gegaan.
Onderwijl had hij mij de redactie van Nurks overgegeven. Zwaardere taak bestaat er niet. Maar: ik heb die taak zo goed en zo kwaad als het ging op mij genomen.
Nu zal ik u moeten verhalen wat er te Groet is gebeurd.
Gistermiddag. Terwijl ik bezig was victualiën te verzamelen (en ook een fles Schotse port, schaam ik mij u mede delen), hoorde ik plotseling bij de kassa geluiden. ‘Groet! Bomaanslag!’ Ik rende (want zo ben ik wel, als Nurks-redacteur) naar de cassière, die de geluiden maakte.
‘U wát?’ vroeg ik haar. Men wordt soms wat kortademig.
‘U mag niet voordringen,’ antwoordde het meisje, en ik maakte plaats. Toen ik aan de beurt was, siste ik haar toe: ‘Wanneer? Hoe? Welke locatie?’
‘Te Groet,’ antwoordde ze, en ze begon mijn artikelen af te rekenen. U begrijpt mijn afkeurende reacties misschien, en ook mijn reactie op ándere mensen die daar boodschappen wilden afrekenen. ‘Maar in Groet is zojuist een bóm afgegaan, begrijpt u mijn zorgen?!’ Niemand leek er enige boodschap aan te hebben, ze keken glazig om zich heen. Een bom!
Wat voor bom? NIEMAND in dit egocentrische Egmond aan Zee lijkt zich er om te bekommeren! Men doet hier alsof het leven gewoon verder gaat. Bom gevallen, denkt men, leef maar voort. Men denkt waarschijnlijk: een bom die tien kilometer verder valt bij een precision bombardement... Maar die bom kan wél Max en zijn lieve familie hebben getroffen! Jammer, zegt de piloot dan. JAMMER, yes.
Totdat wij van overheidswege de namen van de slachtoffers krijgen, blijf ik uiteraard de plaatsvervangende hoofdredacteur. Eventueel, áls inderdaad Max het slachtoffer zal blijken te zijn geworden van deze bomaanslag te Groet, dan zal IK uw geweldige hoofdredacteur worden! Dus voor u verandert er niets!

woensdag 27 juli 2011

33.

- Dag Max.
- Hallo, jongen. Ik heb je alweer een tijd niet gezien.
- Nee. Ik was eerst bezig aan Karel VII en ...
- Even hoën. Je was bezig aan Karel VII. Leg uit, dan weet ik waarmee je bezig was.
- Karel VII, zo noemen ze bij Uitgeverij Van Oorschot het Verzameld Werk van Karel van het Reve, deel VII. Het laatste deel. Dat zijn bij elkaar zo’n 7000 pagina’s. Die pagina’s moesten allemaal gecorrigeerd worden en dat corrigeren werd door zo’n twintig vrijwilligers gedaan, om de kosten te drukken. Ik was één van die twintig, ik ben bij de club gehaald door Wouter van den Berg, in 2008.
- En wat krijg je nu voor dat werk, Ben?
- Ik heb alle zeven boeken gekregen, dat wil zeggen, deel VII krijg ik ook. In geld uitgedrukt is dat in totaal dus zo’n 300 euro. Je moet maar eens langskomen met een grote tas, dan kun je ze van me lenen. In de Nederlandse taal zijn er drie grote schrijvers geweest: 1. Multatuli, 2. Elsschot, 3. Karel van het Reve. Misschien zijn er vier grote schrijvers geweest, als ik Gerrit Komrij erbij tel. De hele verdere rest doet niet mee.
- Dat zeg jij.
- Dat zeg ik, ja. Iedereen mag zijn eigen lijstjes maken. Maar na Karel VII had ik nog Top of the Blogs, een boekje van 225 pagina’s, dat ik moest corrigeren voor de tweede druk, en dat is nu ook klaar. Gelukkig kon dat gewoon op de computer. Dat is trouwens een zeer aardig boekje, van 41 blogschrijvers die volgens de redactie het beste hebben geleverd. Dus jij staat er in, ik sta er ook in, terwijl ik helemaal niet het idee heb dat ik thuishoor in die club. Ik ben lang niet de beste, bedoel ik.
- Je moet weer eens in Dirkswoud gaan rondkijken, Ben.
- Ja, dat moet ik eigenlijk maar weer eens gaan doen.

zondag 24 juli 2011

32.

Ik volg altijd de mensen die in Zomergasten komen. Soms zijn het – als je geluk hebt – interessante geleerden of schrijvers of schilders of leuke cabaretiers. Het lijkt nu alsof het aantal interessante mensen op is. Vanavond hadden ze Marc-Marie Huijbregts, zoals je zijn naam spelt, merk ik nu op google. Een minder soort acteur of zanger of cabaretier. ‘Zing eens gewoon,’ zei zijn vader eens, toen hij hoog begon te zingen. Dat was een wijze raad.
Men vraagt zich af hoe zo een zelfingenomen mens zo vaak op de televisie mag. Ik herinner me nog hoe het publiek applaudisseerde toen hij zonder toupetje verscheen, en hoe hij daar toen een verklaring voor gaf. Dat deed hij in deze Zomergasten ook weer: hij was zo androgyn, hij had twee zusters etc., dus het was meer dan ijdelheid, kortom.
Ik heb niet zijn hele verklaring afgewacht, want op Eurosport was op hetzelfde tijdstip de finale bezig van het Australian Open van het snooker tussen Mark Williams en Stuart Bingham. Williams is de nummer één van de wereld, Bingham is de nummer dertig, ongeveer. Hij lijkt een kruidenierszaak te leiden in Preston. Hij heeft geen bottle, zoals zijn mede-snookeraars het zeggen: hij kwam nog nooit verder dan een kwartfinale.
Maar hij stond 5–8 achter en hij won met 9–8, een uitzonderlijke prestatie. Ik ben blij dat ik het gezien heb, en dat ik niet verder gekeken heb naar het gewauwel van Marc-Marie Huijbregts. Ik schakelde af en toe wel terug naar Nederland 2, want je weet nooit. Marc-Marie kwam bijvoorbeeld aan met Jessey Norman, die de Marseillaise zong in 1989 in Parijs, en hij zei daarbij: daar staan Henk en Ingrid ook van te genieten!
Mijn mening in deze: als dat is waarvan Henk en Ingrid genieten, laat ze! Geef daar dan maar geld aan uit. Maar probeer ook wat geld vrij te maken (geld dat je uitspaart door bijvoorbeeld een jaar of vier lang niets te doen aan de fietspaden in Drenthe, Overijssel en Noord-Spaarneland) voor de paar musici in Nederland, die nog iets interessants doen, de paar schilders die ook iets interessants doen, de toneelspelers etc.

31.

Juli lijkt wel de dodenmaand geworden: gestorven zijn Lucian Freud, Johnny Kraaijkamp, Ina van Faassen, Johnny Hoes, Amy Winehouse, wier naam ik altijd verkeerdelijk als Amy Whitehouse heb onthouden.
Ina en de beide Johnny’s waren al oud, Lucian ook. Maar Amy was nog maar 27. Net zo oud als Brian Jones, Jimi Hendrix, Janis Joplin, Kurt Cobain. Oorzaak van haar dood: een combinatie van drank, crack en cocaïne. Een overdose.
Ik vraag me dan altijd af hoe je sterft. Ik denk eenvoudig: je gaat liggen en je gaat slapen en tegelijk kotsen en je krijgt geen adem meer, want de kots zit in de weg, en je bent er geweest. Amy was ook al zeer mager geworden, zag ik. Te weinig gegeten, teveel crack.
Net als bij die Noorse affaire denk ik dan niet: je bent een heerlijk beweginkje begonnen, Geert! (hoewel dat wel het minste zou zijn wat je moet denken, vind ik), ik zoek troost in het verleden, bijvoorbeeld bij de bijna duizend jaar oude muziek van Leoninus. Zijn Gloria in excelsis deo klinkt daar goed voor.

vrijdag 22 juli 2011

30.

Ook ving het aan te regenen. Dat is een wat deftige, plechtige manier om te schrijven dat het nat werd. In het gesproken Nederlands komt zo’n zin niet voor, en in de boeken van Jan Wolkers, Louis Paul Boon of W.F. Hermans zul je zo’n uitdrukking tevergeefs zoeken. Wel zou je je kunnen voorstellen dat Gerard Reve die zin eens heeft opgeschreven. Nietwaar, zijn hoofdpersoon heeft nare dingen meegemaakt, en dan geeft hij er als toetje bij: ook ving het aan te regenen.
Dat kan zijn effect hebben.
Maar het beste effect heeft die zin als je hem gebruikt in een tekst zonder al die zoude’s en medelijwekkende’s, in een gewone mensentekst dus over bijvoorbeeld een nare gebeurtenis die deze of gene overkomen is. Die nare gebeurtenis geef je dan nog wat meer ironisch cachet door te zeggen: ook ving het aan  te regenen.
Je kunt dan eigenlijk niet schrijven: ook begon het te regenen. Dat betekent wel hetzelfde, maar het maakt niet wakker in de lezer wat je wilt doen ontslapen: het idee dat het helemaal niet begon te regenen.

donderdag 21 juli 2011

29.

Als nu een willekeurige politicus zou overlijden, of een willekeurige abstracte schilder, of een willekeurige fotograaf of filmer, of een willekeurige schrijver, dan zou ik me daar niet om bekommeren.
Maar nu is Lucian Freud, de realistische schilder (van wie hierboven een zelfportret) op 88-jarige leeftijd overleden. Hij had een kort ziekbed, gelukkig.
Hij was één van mijn helden. In de jaren zestig en verder bleef hij gewoon realistisch schilderen, toen dat bepaald niet in de mode was. Hij werd pas bekend in de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen langzamerhand de kunstconsument eens wat anders wilde dan wat de gemiddelde kunstenaar aanbood: doosjes met lappen, noemde ik dat toen.
R.I.P., Lucian Freud.

28.

Op de Atheïstische Conventie van dit jaar die in Dublin gehouden werd, sprak onder vele anderen Richard Dawkins. Hij zei dat het het beste was, niet om religieus denkende mensen idioten te noemen, maar om hun ideeën idioot te noemen. Als iemand zegt: het Boek van Noah heeft veel waarde voor mij, dan moet je gewoon even vragen hoeveel beesten er op Noah’s ark pasten. Dan zeg je dat er nu zo’n 5 miljoen soorten beesten leven. Als die allemaal (dus 10 miljoen) op die boot pasten, vraag dan even hoe groot die boot wel niet moet zijn geweest.
Vraag ook even of er genoeg voer voor bijvoorbeeld de leeuwen, tijgers, luipaarden, gieren, mollen, meeuwen en torren aan boord was.
Verder had Dawkins het over consciousness raising. Ik weet dat niet anders te vertalen dan: mentaliteitsverandering. Ja, het is waar dat er een hoop mentaliteit moet worden veranderd. Ongetwijfeld.
We hadden een extreem domme vent als Amerikaans president, die bijvoorbeeld Afghanistan en ook nog Irak binnenviel. Dat had hij ook niet kunnen doen, en dat was veel beter geweest. 
We hadden en hebben een extreem domme Nederlandse regering, die nu bijvoorbeeld vechtmissies naar Kunduz stuurt. Wacht maar op de eerste doden.
We hebben een minister Verhagen die er alles voor doet om de kernenergie uit te breiden, en niet bijvoorbeeld de zonne-energie, hoewel kernenergie onschatbaar veel duurder uitvalt en ook zo hopeloos ouderwets is.
Dat zijn allemaal dingen waarover je een seconde nadenkt, en dan weet: een kleine mentaliteitsverandering zou wonderen doen. 
Richard Dawkins had het over het benoemen van katholieke kinderen, moslimkinderen, joodse kinderen. Hij had natuurlijk gelijk: dat zijn allemaal gewone kinderen. Je noemt een kind ook niet een Keynesiaans kind of een communistisch kind of een postmodern kind.
Die kinderen worden katholiek of joods genoemd omdat de ouders ook katholiek of joods zijn. Maar het vreemde is: ik ben nog nooit een katholiek kind of een moslimkind of een liberaal kind of een antifascistisch kind tegengekomen. 
Wel ben ik éénmaal gestuit, en dat ga ik u niet uitleggen, op een ‘palingkind’.

dinsdag 19 juli 2011

27.

Je ziet vaak in Amerikaanse politieseries een moordenaar bekennen: ‘And then I MUHRRDERED her!’ Gevolgd door een huilbui. Er wordt dan nog gevraagd hoe de verdachte het heeft aangepakt, en de verdachte roept dan geheel overstuur: ‘With my KITCHEN KNIFE!!!’ Weer een huilbui, want dat willen we allemaal graag zien.
Totaal in tegenstelling daarmee deed BTK (Dennis Rader) het, een jaar of zes geleden. Hij zei gewoon: eerst pakte ik meneer Otero, daarna mevrouw Otero, toen  hun zoontje en tenslotte pakte ik het dochtertje, dat ik ophing in de kelder van hun huis. De rechter vroeg nog: wat deed u daarmee? Rader: ik had er seksuele fantasieën bij.
Totaal geen berouw. Geen spijt, niks.
Rader was een erge moordenaar, maar was hij minder erg geweest als zijn bekentenis meer ‘gemeend’ was geweest? Met meer compassie voor de nabestaanden, bijvoorbeeld? Ik geloof het niet.
Eerder op de avond zag ik op Canvas iets over de Pink Panthers (dat is een bende Servische overvallers van juweliers, die in geheel Europa actief is, al tien jaar lang – Servië moet dus alleen maar Europees kunnen worden, zolang die bende achter de tralies zit, zou ik zeggen. Niet eerder). In dat programma kreeg je één van die Serviërs te zien, die aangesproken werd in een Montenegrijnse gevangenis, met vertoning van zijn foto bij één van die overvallen. Tijdens zijn proces waren ook getuigen van de overval die hem aanwezen, maar hij blijft gewoon keihard ontkennen.
Dat ontkennen van die Serviër lijkt veel op die bekentenis van Rader, vind ik. Ze hebben gewoon geen geweten, zulke mensen.

maandag 18 juli 2011

26.

Het schijnt tegenwoordig mode te zijn je aan te melden bij Google+. Je zou er geweldig op vooruit gaan. Ik heb ook al een paar uitnodigingen ontvangen, maar ik begin er maar niet aan: ik geloof er niets van dat je er ook maar een cent mee opschiet. Zoals je ook niets opschiet met Facebook of Twitter.
Twitter is natuurlijk interessant vanwege die 140 karakters waarbinnen je je boodschap moet vervatten. Dan zou je bijvoorbeeld met een buurman of -vrouw een verhaal kunnen gaan vertellen, waarbij de een na de ander een zin levert (er is wel een twitteraar met wie ik dat zou willen doen: Max!), maar verder lijkt Twitter me een zinloze en ook hopeloos de tijd vullende onderneming.
Waarom zit een verstandig mens op internet? Om onbekende dingen te ontdekken, zou ik zeggen. Ik heb vandaag de Cispadaanse Republiek ontdekt, die van 1796-1797 heeft bestaan.
Zo’n ontdekking doe je niet elke dag natuurlijk, maar je doet toch je best. U wilt natuurlijk weten hoe ik daartoe gekomen ben. Wel, ik luisterde naar verschillende video’s van Black Sabbath met Ozzy Osbourne op YouTube (ik ben geboren in 1953 en toen ik 17 jaar was, kwam die muziek uit; ik vond het toen schitterende muziek – dat vind ik nog steeds. Al vind ik ik Ozzy nu wel een betreurenswaardige figuur.) Daarna zocht ik iets op over de Franse revolutie en over Napoleon – waarom weet ik niet meer – en toen kwam ik geleidelijk op die kortstondige republiek.

zaterdag 16 juli 2011

25.

Ik was ten einde raad, afgelopen woensdag, toen mijn computer het definitief begaf. Het was nog zo’n XP-dingetje en ik heb ruim vijf jaar lang dagelijks op het apparaat gewerkt. Ik heb veel op mijn blogs geschreven, veel gelezen in mijn reader en in e-boeken, veel tv en video gekeken, veel geluisterd naar mooie muziek, en ik dacht: dat moet wel een ernstige verslaving zijn geworden. Ik zou me wel snel gaan zitten vervelen.
Maar ik heb me drie dagen lang, in alle rust, heerlijk vermaakt. Eindelijk had ik eens de tijd om het Verzameld Werk van F.B. Hotz te lezen. Ik had ook de tijd om, kalmpjes en met een kop koffie bij de hand, uit te zoeken waarom Timman (in de partij Timman-Ljubojevic, Amsterdam 1986) niet gezien had dat hij 37. Ld5 had moeten doen. Waarschijnlijk tijdnood. Ik besloot nog een uurtje aan de stelling te besteden, die is glad gewonnen voor wit, daar helpt geen moedertje lief aan, Ljubo!
Ik wilde ook het schaakkunstenaarschap van Vlastimil Hort – die ik altijd zeer heb bewonderd – nog eens onderzoeken. Ik bezit alle schaakpartijen der groten van 1965 tot ongeveer 1999 in enigerlei vorm: knipsels, schaakbladen, boeken. Ik weet niet wie er tegenwoordig wereldkampioen schaken is, maar ik weet nog wel hoe Kortsnoj van Andersson verloor, na een Bogoljubov-opening, op 29 december 1971 te Hastings.
Ik had ook stapeltjes te (her)lezen boeken klaargelegd: boeken van Nabokov, Perec, Muir, Zinovjev, Orwell.
Maar vanochtend kwam mijn goede broer Jaap bij me op bezoek. Hij stelde me voor mijn breedbeeldscherm (dat ik ongeveer een maand geleden had gekocht) te ruilen voor zijn laptop. Ik zei oké en daar heb ik dit stukje op zitten tikken.

woensdag 13 juli 2011

24.

Vroeger, elders. Zo zou ik deze Stijloefening – ter ere van Max Molovich – willen noemen.


Ik heb geen zonen of dochters, dus daar kan ik ook niet mee de bus uit komen. Ik moet – met zere benen, want ik ben al betrekkelijk oud en betrekkelijk gammel – alleen lopen, vanaf huis loop ik dus. De Voorstraat steek ik over, ik ga naar de Duinstraat en dan moet ik traplopen (dat is erg), het Staalduin op. Op het Staalduin stond vroeger de vuurtoren van Egmond aan Zee, dat is nu 200 meter vanaf de kustlijn, en dat was het vroeger ook. Ik heb dat altijd vreemd gevonden.
Als ik boven gekomen ben, kan ik godzijdank een paar minuten uitrusten, want daar heeft de gemeente voor een bankje gezorgd. Mijn tas met vier boeken zet ik naast me op het bankje. Ik rol een halfzwaar shagje van het merk Jakobs, dat nu Lucky Strike als merknaam heeft, maar nog steeds goed smaakt.
Terwijl ik wat rondkijk naar al het gefluister in de tuinen van insecten en vogels, komt er een dame met zwart golvend haar en met een ouderwetse zonnebril in heur haar gestoken (‘functieloos bebrild’, denk ik meteen; je kon gelukkig wel haar ogen zien), die mij in een Franco-Engels accent vraagt: ‘Vère iz ze post office, pleaze?’
Ik kan haar een perfect routeplan voorleggen (‘You go down here, and then you go to the left. The second street to the left, that is. You follow that street, and then you come on the Pomp Plain. There you see the shop of Dekker & Dekker and in that shop, there is the post office. It is easy!’), maar al voor ik uitgesproken ben, verlaat ze me voor een weinig opzienbarende figuur in een Renault, over wie ik Max Molovich helaas niets heb horen vertellen, en over wie ik ook niets meer weet te vertellen dan dat het een tamelijk dikke figuur was met donker haar en een onbetrouwbaar uiterlijk.
Wat je niet meemaakt, nietwaar. Mijn benen doen niet zo’n pijn meer en ik besluit door te lopen. De bibliotheek is nu niet ver meer: twee straatjes. Die vijfmaal ‘niet’ in de afgelopen vier zinnen doen hier geen kwaad volgens mij. In de bibliotheek merk ik dat ik mijn tas met die vier om te ruilen boeken vergeten ben. Die staat dus nog op dat bankje. Ik zeg dat tegen een bibliothecaris, die meteen aanbiedt om die tas te gaan halen: Egmonders zijn een zeer vriendelijk volk. We leven net boven de Randstad, en we doen niet zo moeilijk. Terwijl die bibliothecaris die tas ophaalt, kijk ik bij de Q. Ik wil ‘Stijloefeningen’ van Raymond Queneau hebben. Dat boek is niet aanwezig. Als die bibliothecaris terug is met mijn boeken, en me geruststellend toezwaait, zeg ik het tegen hem.
‘Dan hebben ze het wel in een andere bibliotheek,’ zegt hij, ‘dus dan vraag ik het op en dan is het hier over twee dagen. Is dat goed?’ Uiteraard is dat goed, ik pak mijn tas en loop nog even langs de N van Nabokov en de P van Perec, van wie ik een paar boeken pak.
Daarna begint de terugreis naar mijn huis, die vanzelfsprekend vlotter verloopt dan de heenreis, want nu kan ik afdalen. Ik loop nog even bij Babyhuis Peters binnen, waar ze schoentjes hebben ‘voor een ongeveer anderhalf jaar oude baby’, want dat had ik mijn lieve zus beloofd.

vrijdag 8 juli 2011

23.

Gisteren was Gemeen Kutwijf (GK) dus bij me. Ik zou haar ophalen bij de bushalte, die tegenover mijn huis is, maar ik viel onderweg over de ongeregeld aangelegde trottoirtegels. Daar zal ik de gemeente nog wel eens over onderhouden! Terwijl ik daar lag, kwam Gemeen Kutwijf al aanwandelen. ‘Kunt u mij vertellen waar...,’ vroeg ze. Ik zei meteen: ‘Nee, mevrouw. Geen sprake van!’
Ze liep weer door, en ze liep naar mijn adres toe, zag ik vanuit kikkerperspectief, want ik lag daar nog steeds op de grond. Dus ik stond op en trippelde achter haar aan. ‘Uw kunstenaar!’ zei ik haar. ‘Een dahlia,’ antwoordde ze beleefd. Ik haalde mijn hand over mijn bebloede kaak, en zei: ‘U zei?’
‘Dahlia is mijn echte naam,’ zei ze. 
‘Ik blijf u toch maar onthouden als Gemeen Kutwijf,’ zei ik, terwijl ik mijn voordeur opende. ‘Komt u binnen, en kijkt u maar goed om u heen!’
‘Ça ça,’ mompelde ze volgens mij, terwijl ik struikelde over de drempel. Ik stond op en zei: ‘Zal ik u koffie voortoveren, mevroj?’
‘Doe mij maar een barbe à papa,’ zei ze. Vervolgens besteedde ze enige minuten aan het verzorgen van mijn wonden: mijn kaak, mijn rechterknie, mijn beide ellebogen.
Zodra ik weer was hersteld (en ik, tegen de zenuwen van het moment, een Mariënburgje had geledigd), liepen we door de prachtige Boorstraat, in de richting van de diverse terrassen.
Daar was ook een suikerspintentje, overgebleven van de kermis ongetwijfeld. ‘Oh là là!’ kreet Dahlia. Zij ging er op af en keerde terug, of retournait avec deux barbes à papa. Het is belangrijk dat je iets leert, zeg ik altijd.
’s Avonds, toen ze alweer was vertrokken, heb ik nog een abstract kunstwerk gemaakt, met de kleuren blauw, wit en rood, die ik omgespateld heb tot een fantastische creatie.

donderdag 7 juli 2011

22.

06.14 uur.
Ik besluit maar op te staan. Ik herinner me weer het opwindende email-verkeer van gisteravond met GK (Gemeen Kutwijf), waarin ze bijvoorbeeld zei: ‘Ik kom langs, om je abstracte kunst te zien, en ik kom morgenmiddag om twee uur vijftien, dus ben je dan thuis?’
Laat ik eerst maar eens een glaasje Mariënburg tot me nemen.

08.32 uur.
Ik heb natuurlijk nog veel te doen. Ik moet allereerst de lege flessen in de flessenbak doen, dat sowieso. Dan stofzuigen, dat moet ook weer eens gebeuren. Dan de keuken en het aanrecht! Niet vergeten. Maar ik neem eerst nog maar eens een Mariënburgje.

10.18 uur.
Het schoonmaakprobleem blijkt groter dan ik had gedacht: er zitten nog tal van spinnennesten overal. Dat is gebleken bij nadere inspectie van plafonds en van hoeken overal in de kamers. Ook de wc is niet van vreemde smetten vrij. Die moet ik dus ook terdege behandelen. Ik neem eerst nog maar eens Mariënburgje. Proost!

11.42 uur.
Kwart voor twaalf: een mooie tijd om te beginnen aan de dag. Een Mariënburgje, dat zal me de dag wel doorhelpen. Ik kan nog niet op kleur komen.

12.24 uur.
Ik héb geprobeerd mijn stofzuiger aan de praat te krijgen, maar een elektrisch wonder sloeg toe: hij stopte ermee. Welnu, redeneer ik, en ik zeg alle bewoners dezer aarde een welgemeend Mariënburg-proost toe!, dan maar niet. GK komt toevallig niet om een schoon huis te bekijken, ze komt om mijn abstracte kunst te zien. Daar gaat het om!

13.18 uur.
GK zegt net dat ze met de bus hier komt. Dan moet ik haar dus bij de bushalte opwachten, want zo ben ik wel. Ik heb nog even met een doekje alle vlekken die je hier en daar zag, opgeruimd, zodat de tafel niet meer kleeft. Wat kan een mens redelijkerwijs verder doen? Niets. Ik neem nog een glaasje Mariënburg.

14.13 uur.
Ik heb nog even een stuk of tien schilderijtjes ‘logisch’ opgesteld, zodat GK die onmiddellijk ziet, en ik heb nog een Mariënburgje genomen, tegen de zenuwen. Ik heb ook nog even die bezem náást die plantenbak gezet. Dat moest. Bezem, proost!, náást de plantenbak. Niet erin.

21.

Wij, ouderen, zijn nooit bedwelmd geworden door de poëzie van Annie M.G. Schmidt. Ik denk tenminste dat haar poëzie pas doorkwam in de jaren zestig, en toen zaten wij al aan Woutertje Pieterse.
Waar wij vól van waren, dat waren De vlegeljaren van Pietje Bell. Wat een prachtig boek, dat zal ook Gerrit Komrij jullie bevestigen. Het is een grote vergissing van de schrijver Chris van Abkoude geweest om Pietje te laten vliegen, en wel naar Amerika. Hij had het beste nog veel problemen kunnen hebben gekregen met tante Cato, met die wrat op haar neus.
Daar stopte ook mijn jeugdlectuur. Ja, ik las nog wel wat boeken van Jules Verne en boeken met Old Shatterhand, waar ik me niets meer van herinner, maar ik las opeens verhalen van Tsjechov, toen ik een jaar of 12 was.
Er was toen, in Limmen (dorp waar ik geboren ben), een bibliotheek die gevestigd was in het katholieke Parochiehuis, vlakbij de kerk. Daar heb ik in de jaren 1965-’66 vele heerlijke uren doorgebracht. Maar ik pakte er toen ongebruikelijke schrijvers uit, zeker niet Annie Schmidt.

woensdag 6 juli 2011

20.

Slaapwandelen. Ik heb het in mijn vroege jeugd ook gedaan: dan slaapwandelde ik de trap af, ging de kamer met de tv binnen, en werd ik wakker met Bonanza. Een kwartier later ging ik, geholpen door mijn moeder (‘Doe nu maar niet zo raar meer, jongen’) weer naar bed. Mijn vader giechelde alleen maar wat.
Ik heb later gevraagd aan mijn moeder hoe dat nu ging. Ze zei: ‘We hoorden je de trap voorzichtig afkomen, en toen stond je een minuut of tien aan die deur te morrelen, voordat die open ging, en daar stond je. Dus ik ging naar je toe en maakte je gewoon wakker.’
Hoe maakte je me wakker, moeder? ‘Nou, ik sloeg je gewoon op je wangen.’
Dit was een opvoedkundig advies, jonge ouders. Zo moet het dus.
Door deze ervaringen weet ik dat  een moordenaar niet in slapende toestand zijn schoonmoeder of zijn geliefde of wie ook kan vermoorden. Daar was net een programma over op National Geographic, waar ze ook lieten zien dat een kerel twintig kilometer in zijn auto reed, stoplichten gehoorzaamde enzovoorts, en vervolgens zijn schoonmoeder vermoordde, met ik weet niet hoeveel geweld.
Uiteraard gebeurde dat in Amerika, waar je het gebrekkige systeem van jury-rechtspraak hebt. Laat ons bidden dat wij dat systeem nooit zullen invoeren.

maandag 4 juli 2011

19.

Het Rooms Katholicisme is wel het raarste geloof op deze wereld. In Nederland zijn bijna geen katholieken meer, God zij geloofd en geprezen, maar uit historisch oogpunt zal ik enkele fijnheden van dit geloof naar voren brengen.
Het katholicisme is geen monotheïstisch systeem. Het kent drie goden: God de Vader (met baard), God de Zoon (Jezus, ± 0-33, ook met baard) en de Heilige Geest (een duif, geen baard). Men zegt wel dat die drie toch maar één persoon zijn, maar dat geloofde ik al niet toen ik vier jaar was. Maria, Jezus’ moeder, speelt ook nog een belangrijke rol in het geheel.
Voorts kent men in het katholicisme de zogenaamde engelen. Dat zijn wezens met twee benen en twee vleugels, maar ook met twee armen. U kent ze wel van de schilderijen.
Daarnaast kent het katholicisme zo’n 2500 bijgodjes: de heiligen, zoals bijvoorbeeld deze Gerardus Majella. Een speciale groep vormen de bescherm- of patroonheiligen. Zo is de beschermheilige van het internet Isidorus van Sevilla (560-636). Wij mogen de heiligen niet aanbidden, zoals de goden, maar vereren mogen wij ze wel. Wat het verschil is tussen ‘aanbidden’ en ‘vereren’ is mij nooit duidelijk geworden.
Zo staan de zaken er in het Westen voor. Het wordt allemaal vreemder en kleurrijker zodra dat katholicisme overgeplant wordt. Zo hebben de mensen van het Mixe-volk in Mexico van de Spanjaarden het Rooms Katholicisme overgenomen, maar ze hebben ook gewoon hun goede oude eigen goden behouden: Poj ’Enee, Naaxwiiñ, Yuuk, Higiñ, Mijku. Mijku is de god van de rijkdom, het geluk, de dood en de onderwereld, met andere woorden de evenknie van de katholieke duivel.

zondag 3 juli 2011

18.

U dacht misschien: het kan in Nederland niet erger dan met de monumentale beeldhouwkunst. Elke keer als er  zo’n ding wordt onthuld, bekruipt je weer een gevoel van schaamte. Eigenlijk is het enige ‘normale’ monumentale kunstwerk De schreeuw, gemaakt door Jeroen Henneman. Het staat in het Oosterpark in Amsterdam. Ik ben er nooit naar komen kijken (want ik lijd aan heimwee en ik weet niet hoe je bij dat Oosterpark moet komen), maar ik heb het ding op foto’s, video’s en op de tv gezien. Het is een prachtig beeld en Henneman verdient een staatsprijs, alleen al voor dit ene beeld.
Maar in Engeland kunnen ze er ook wat van! De foto hierboven is een foto van The sentinel (de waakhond, zou ik vertalen). Dit onding van 16 meter hoogte staat op het Spitfire Island in Birmingham. Het is gemaakt door Tim Tolkien (achterneef van J.R.R. Tolkien, de schrijver). Het stelt inderdaad drie Spitfires voor, en meer valt er volgens mij niet over te zeggen, als je verstandig blijft.
Als je onverstandig bent, zeg je: zo een lelijk beeld heb ik nog niet eerder gezien. Daar ben ik het van harte mee eens.

17.

In Engeland is, zoals u wel weet, alles iets anders dan hier. Stel dat je in Nederland tegen een rechter zegt: ‘Maar ik ben Floris de Vijfde!’ Dat levert je niets op, want die rechters kijken naar wat je gedaan hebt, en naar niets anders.
In Engeland kun je gewoon rondvertellen dat je King Arthur bent, dat nog eens preciseren met Arthur Uther Pendragon, en je kunt ook nog eens voorgeven een druïde te zijn (zoals John Timothy Rothwell, van ongeveer mijn leeftijd, heeft gedaan), je kunt jarenlang, met andere glazig kijkende dames en heren Stonehenge bezoeken. Geen mens zal je daarop aankijken.
Dan word je gearresteerd (zoals Rothwell tientallen keren is gebeurd) en je komt in de gevangenis terecht. Dus wat doe je? Je eist dat je in je normale druïde-dracht gehuld mag blijven, tijdens je hechtenis.
En wat denkt u? Inderdaad. ‘He has had considerable success. Druids on remand (in voorlopige hechtenis) in H.M. Prisons are now allowed to wear their druidic robes.’
Dit is een groot verschil tussen Engeland en onze Lage Landen.

zaterdag 2 juli 2011

16.

Collectanten in merkkleding halen meer geld op dan mensen die in hun alledaagse kleding bij u aan de deur komen, beweren ‘onderzoekers’ van de Universiteit van Tilburg, die we nu ook maar ‘Universiteit van Tilburg’ zullen noemen. Wat een stel onbenullen, ik bedoel niet die collectanten, ik bedoel die onderzoekers, van ongetwijfeld de afdeling sociologie.
Welk onderzoek hebben die onderzoekers daarnaar gedaan? Ze hebben er een groepje in merkkleding en een groepje in gewone mensenkleding op uitgestuurd. Klaar, de uitkomst was: merkkleding wint. Nu hopen ze natuurlijk dat dit onderzoek ook elders nog twintig- of honderdmaal herhaald wordt. Om het bewijs te staven, of weet ik hoe ze het noemen. Ze hadden dit ook zelf kunnen doen.
Als het al interessant genoeg is, natuurlijk. Wat het natuurlijk niet is. ‘Een lasser gekleed in een bruine overall is 2% minder productief dan een lasser gekleed in een blauwe overall’, daar lijkt het nogal op.
Universiteit van Tilburg: ontslaat u de lector of, ongetwijfeld, de hoogleraar, die voor dit onderzoek verantwoordelijk is. Sluit uw deuren voor de sociologen.

vrijdag 1 juli 2011

15.

‘Luister hier eens naar!’ zei mijn vader, aan het eind van de jaren vijftig. Het lied waarnaar ik moest luisteren was Net als toen van Corry Brokken, dat ik nog steeds kan meeneuriën. ‘Daar heeft ze het mee gewonnen in Europa!’ zei mijn vader. Het Eurovisie Songfestival van 1957 of 1958, daar wil ik van af zijn – voor dat soort gegevens kun je uitstekend terecht bij Wikipedia, maar daar ga ik niet naar zoeken. Het kan evengoed in 1955 zijn geweest.
Later, in 1969 of 1970, was mijn vader ook alweer zo enthousiast over De troubadour van Lenny Kuhr (wier achternaam hij overigens als Kúúr uitsprak, want dat die presentatoren steeds maar Koer zeiden, dat leek hem bijna beledigend voor de familie Kuhr). Dat nummer kan ik ook nog steeds meeneuriën.
Dat meeneuriën doe ik ook met alle stukken van Bach, Mozart, Byrd (daar is het wel moeilijk mee, want welke stem moet je volgen?, maar toch neurie ik mee), Zappa, noem maar op. Het meeneuriën gaat ook gepaard met armbewegingen, soms, dus ik dirigeer, zeg maar, Corry Brokken of Glenn Gould. Daar werd ik op gewezen toen Alice, mijn gestorven geliefde, mij eens zei: ‘Het mag ook wat minder kunstzinnig, rare jongen!’
Maar ik heb nog steeds de neiging om bijvoorbeeld bij Gould-video’s (en dit is nog steeds de beste) mee te neuriën, net zoals Gould het zelf deed.

14.

De mensen zeggen altijd: eb en vloed, dat is de invloed van de maan. Maar het is per dag tweemaal vloed, en maar éénmaal staat de maan boven Nederland. Dat is mijn eerste tegenwerping. Mijn tweede: als het hier vloed is, is het ook vloed aan de andere kant van de wereld.
Mijn derde tegenwerping: als die maan zo sterk aan het water kan ‘trekken’, dan moet zij toch nog veel sterker ‘trekken’ aan de lucht. Want die is veel lichter. Maar dat doet zij niet.
Weet iemand hier het antwoord op?