vrijdag 10 juni 2011

2.

En dan ga je naar bed, met de klanken van dat Tristitia et anxietas nog in je oren, en je had die avond niets gedronken, dus van slapen komt niets terecht. Je staat weer op, en gaat aan je computer zitten. Je vindt dit en dit, en wat niet al.
Je zet een kop koffie, je eet nog een broodje zalm, en het is nu drie uur in de nacht. Waardoor komt het (denk je bij jezelf) dat die Engelse renaissancemuziek mij nooit zoveel heeft gezegd, maar mij nu zozeer bevalt.
U moet weten, ik ben geboren in 1953 (‘een kind van het rampjaar’) en de eerste muziek die mij bereikte, was van Engelse oorsprong: Beatles, Rolling Stones, Cream, noem maar op. Dat was in de jaren 1966 of ’67 de muziek die overal gedraaid werd. Cuby & the Blizzards, John Mayall, Eric Clapton. Nog steeds mag ik graag een YouTube-filmpje van die mensen draaien. (Op YouTube vind je werkelijk alles.) Ik herinner me dat ik Blind Faith een goede groep vond.
Een jaar of zes later ontdekte ik Glenn Gould (bijvoorbeeld met dit stuk van Byrd, maar vooral met stukken van J.S. Bach). Er ging een, zoals dat heet, nieuwe wereld voor me open. Bach was de koning, en is dat ook lang gebleven.
Ik kan niet tegen bijvoorbeeld Mozart. Die muffe wijsjes! Of tegen bijvoorbeeld Brahms of Beethoven of tegen de verscheidene Tsjechen in de muziekgeschiedenis. Daarvoor verwijs ik naar Karel van het Reve, die van zulke muziek eens zei (mijn woorden): muziek voor kojbojfilms. Hij hield overigens juist wél veel van Mozart. Ik moet niets hebben van dat optimisme in zijn muziek.
Muziek moet in mineur geschreven zijn, vind ik, ga weg met al je vrolijkheid en verveel daar iemand anders mee. Mineur! En dat vind je ook in die Engelse renaissance. Het is gewoon de blues, die ik ook al mooi vond toen ik 15, 16 jaar oud was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten